Techniek - Dieselroetmeting

lijn1.gif (3257 bytes)

APK Regeling Permanente Eisen

Artikel 2.3.11 - Eisen t.a.v. dieselroetmeting

1. De hoeveelheid met, uitgedrukt in de absorptiecoëfficiënt (k﷓waarde), van de uitlaatgassen van personenauto's en bedrijfsauto's met een verbrandingsmotor met compressie﷓ontsteking die in gebruik zijn genomen na 31 december 1979, bepaald volgens de in artikel 2.3.12 omschreven meting. mag de:
a. 2,5 m-1 voor een motor met natuurlijke aanzuiging of 
b. 3,0 m-1 voor een motor met drukvulling 
niet overschrijden, tenzij in het kentekenregister een hogere absorptiecoëfficiënt is vermeld.

2. Om de in het eerste lid bedoelde maximum hoeveelheid roet te bepalen moeten bij de in artikel 2.3.12 bedoelde meting de volgende gegevens worden gehanteerd:
a. het minimum en maximum stationair toerental. Indien het verschil tussen het aangegeven minimum en maximum toerental te klein is, mag ten behoeve van het invoeren in de roetmeter het minimum en maximum stationair toerental zodanig worden verlaagd respectievelijk verhoogd dat het verschil tussen beide maximaal 200 omw/min bedraagt, 
b. het minimum en maximum afregeltoerental, en 
c. de motorolietemperatuur, zijnde de minimumwaarde en de testwaarde.

3. Indien in het kentekenregister met betrekking tot het te keuren motorrijtuig één of meer gegevens al, bedoeld in het tweede lid niet voorkomen wordt voor het desbetreffende gegeven de volgende waarde aangehouden:
a. stationair toerental het werkelijke stationair toerental, waarbij ten behoeve e van het invoeren in de roetmeter moet worden aangehouden als: 
1° minimum: 500 omw/min, en 
2° maximum: 1000 omw/min; 
b. afregeltoerental het werkelijke afregeltoerental, waarbij ten behoeve van het invoeren in de roetmeter moet worden aangehouden als: 
1° minimum: het werkelijke afregeltoerental minus 5%, en 
2° maximum: het werkelijke afregeltoerental plus 5% 
c. minimum motorolietemperatuur: 60°C.

4. De in artikel 2.3.12 omschreven meting kan achterwege blijven indien de motor is uitgerust met een comprex-lader.

Toelichting
- Met ingang 01/01/2002 dient de dieselrookmeting te worden uitgevoerd bij personenauto's of bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg welke zijn voorzien van een volautomatische versnellingsbak. 
- Voor aanvullende informatie over de roetmeting dient u de Procedure Roetmeting (tab 9) te raadplegen.

Artikel 2.3.12 - Wijze van keuren

1. In de roetmeter moeten voor het desbetreffende type motorrijtuig de volgende waarden, zoals bedoeld in artikel 2.3. 11, worden ingevoerd:
a. de maximum absorptiecoëfficiënt,
b. het minimum en maximum stationair toerental,
c. het minimum en maximum afregeltoerental, en
d. de motorolietemperatuur, zijnde de minimumwaarde of de testwaarde.
Tevens moet de soort meetsonde, die in de handleiding van de roetmeter wordt voorgeschreven, worden ingevoerd.

2. De in het eerste lid bedoelde gegevens mogen handmatig worden ingevoerd of mogen worden ingelezen vanuit een geautomatiseerd bestand.

3. Nadat de gegevens volgens het eerste lid zijn ingevoerd, wordt met de daadwerkelijke meting begonnen waarbij:
a. de door de roetmeter aangegeven meetprocedure moet worden gevolgd, en
b. moet worden voldaan aan het gestelde in het vierde tot en met negende lid.

4. Als het stationair toerental niet binnen de opgegeven grenzen valt, moet worden nagegaan of de motorcode van de gemonteerde motor overeenkomst met het gegeven in het kentekenregister. Indien de motorcode overeenstemt, moet het toerental worden afgesteld. Indien hiervoor speciaal gereedschap nodig is of indien de verstelling kan leiden tot ontregeling van het motormanagement, moet de meting worden beëindigd en mag het voertuig niet worden goedgekeurd. Indien geen gegevens van de gemonteerde motor in het kentekenregister te achterhalen zijn, moet worden gehandeld overeenkomstig artikel 2.3.11, derde lid.

5. Indien het afregeltoerental niet binnen de opgegeven grenzen valt en de motorcode van de gemonteerde motor komt overeen met het gegeven in het kentekenregister moet de meting worden beëindigd en mag het voertuig niet worden goedgekeurd. Indien geen gegevens van de gemonteerde motor in het kentekenregister te achterhalen zijn, moet worden gehandeld overeenkomstig artikel 2.3.11, derde lid.

6. Bij elke meting moet het gaspedaal snel en zonder onderbreking binnen één seconde tot aan de aanslag worden ingedrukt. Advies: met beleid gas terugnemen nadat de motor op het afregeltoerental heeft gedraaid.

7. Indien door de roetmeter wordt aangegeven dat de acceleratietijd wordt overschreden mag nadat de haalbare acceleratietijd is afgestemd met de fabrikant of importeur dan wel in overeenstemming is met de opgave zoals vermeld in het werkplaatshandboek of soortgelijke informatie, de meting worden uitgevoerd met uitgeschakelde beveiliging.

8. Indien door de roetmeter wordt aangegeven dat de motorolietemperatuur te laag is, mag de meting worden uitgevoerd met uitgeschakelde beveiliging. Indien de temperatuuropnemer niet in de motor is ingebracht omdat duidelijk is dat de motorolie op de vereiste temperatuur is, mag eveneens met uitgeschakelde beveiliging de meting worden uitgevoerd.

9. Indien de meting wordt uitgevoerd met een lagere motorolietemperatuur dan de motorolietemperatuur volgens de testwaarde en blijkt dat de maximum absorptiecoëfficiënt wordt overschreden, moet de meting worden herhaald zodra de motorolie de temperatuur volgens de testwaarde heeft bereikt.

10. Op de afdruk van de afdrukinrichting van de roetmeter moet het kenteken of identificatienummer worden vermeld, voor zover dit niet reeds automatisch op de afdruk wordt geprint.

11. Indien de personenauto of de bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg is voorzien van een volautomatische versnellingsbak dient het volgende in acht worden genomen:
-De motorolie dient op temperatuur te worden gebracht door stationair draaien van de motor, of door middel van een proefrit 
-Indien in het kentekenregister een testtemperatuur is aangegeven, dient de roetmeting uitgevoerd te worden bij minimaal deze temperatuur van de motorolie;
-Van controle van het stationair- en afregeltoerental mag het aantal cycli per test niet meer dan 6 bedragen

aanvulling 7 versie 10 2001 blz. 14 & 15

[ vorige pagina ]

lijn1.gif (3257 bytes)